Titel I. Van faillissement
Eerste afdeling. Van de faillietverklaring
Artikel 1
1. De schuldenaar, die in de toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte,
hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeisers, bij rechterlijk vonnis
in staat van faillissement verklaard.
2. De faillietverklaring kan ook worden
uitgesproken, om redenen van openbaar belang, op verzoek van het Openbaar
Ministerie.
Artikel 2
1. De faillietverklaring geschiedt door
de rechtbank van de woonplaats des schuldenaars.
2. Indien de schuldenaar zich buiten het
Rijk in Europa heeft begeven, is de rechtbank zijner laatste woonplaats
bevoegd.
3. Ten aanzien van vennoten onder ene
firma is de rechtbank, binnen welker gebied het kantoor der vennootschap is
gevestigd, mede bevoegd.
4. Indien de schuldenaar binnen het
Rijk in Europa geen woonplaats heeft, doch aldaar een beroep of bedrijf
uitoefent, is de rechtbank, binnen welker gebied hij een kantoor heeft,
bevoegd.
5. Wordt in het geval van het derde of
vierde lid door meer dan n daartoe bevoegde rechtbank op verschillende dagen
de faillietverklaring uitgesproken, dan heeft alleen de eerst gedane uitspraak
rechtsgevolgen. Heeft de uitspraak van verschillende rechtbanken op dezelfde
dag plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die in de wet van 10
augustus 1951, Stb. 347 het eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.
Artikel 3
1. Indien een verzoek tot
faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen verzoekschrift
heeft ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de
schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III, geeft de griffier de schuldenaar
terstond bij brief kennis dat hij binnen veertien dagen na de dag van de
verzending van die brief een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 kan
indienen.
2. De behandeling van het verzoek tot
faillietverklaring wordt geschorst totdat de in het eerste lid bedoelde termijn
is verstreken.
Artikel 3a
1. Indien een verzoek tot
faillietverklaring en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de
schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III gelijktijdig aanhangig zijn, komt
eerst het laatste in behandeling.
2. De behandeling van het verzoek tot
faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane
uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de
schuldsaneringsregeling.
3. Het verzoek tot faillietverklaring
vervalt van rechtswege door de uitspraak tot de definitieve toepassing van de
schuldsaneringsregeling.
Artikel 3b
De artikelen 3 en 3a blijven buiten
toepassing indien een verzoek tot faillietverklaring een schuldenaar betreft
ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.
Artikel 4
1. De aangifte tot faillietverklaring
wordt gedaan en het verzoek daartoe ingediend ter griffie en met de meeste
spoed in raadkamer behandeld. Het Openbaar Ministerie wordt daarop gehoord.
Indien de aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan door een natuurlijk
persoon, stelt de griffier deze terstond ervan in kennis dat hij, onverminderd
artikel 15b, eerste lid, een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 kan
indienen.
2. Een schuldenaar die gehuwd is of een
geregistreerd partnerschap is aangegaan kan slechts aangifte doen met
medewerking van zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner tenzij
iedere gemeenschap tussen echtgenoten onderscheidenlijk geregistreerde
partners, is uitgesloten.
3. Ten aanzien ener vennootschap onder
ene firma, moet de aangifte inhouden de naam en de woonplaats van elk der
hoofdelijk voor het geheel verbonden vennoten.
4. De aangifte of het verzoek tot
faillietverklaring bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem
rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde
lid.
5. Het vonnis van faillietverklaring
wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken en is bij voorraad, op de minuut
uitvoerbaar, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
Artikel 5
1. De verzoekschriften, bedoeld in het
vorige artikel en in de artikelen 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 67, 155, 166,
198 en 206, worden ingediend door een advocaat.
2. Het eerste lid is niet van
toepassing op een hoger beroep dat wordt ingesteld tegen een beschikking van de
rechter-commissaris, houdende machtiging aan de curator tot opzegging van een
arbeidsovereenkomst.
3. Verzoekschriften op de voet van
artikel 33 van de verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese
Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PbEG L 160) worden
ingediend door een advocaat.
Artikel 6
1. De rechtbank kan bevelen, dat de
schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te
worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdprocedure geopend op de voet
van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde
verordening, dan stelt de griffier de curator in de hoofdprocedure onverwijld
schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn
zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan
maken.
2. Indien de schuldenaar, die is
opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is
aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede
bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
3. De faillietverklaring wordt
uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of
omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat
hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook
van het vorderingsrecht van deze.
4. Ontleent de Nederlandse rechter zijn
rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in
het vonnis van faillietverklaring vermeld of het een hoofdprocedure dan wel een
territoriale procedure in de zin van de verordening betreft.
Artikel 7
1. Hangende het onderzoek kan de rechtbank
de verzoeker desverlangd verlof verlenen de boedel te doen verzegelen. Zij kan
daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling tot een door haar te bepalen
bedrag, verbinden.
2. De verzegeling geschiedt door een
bij dit verlof aan te wijzen notaris. Buiten de verzegeling blijven zaken die
onder artikel 21 vallen; in het proces-verbaal wordt een korte beschrijving
daarvan opgenomen.
Artikel 8
1. De schuldenaar, die in staat van faillissement
is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft
gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
2. Zo hij niet is gehoord, heeft hij
gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij
tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die
termijn verlengd tot een maand.
3. Van het vonnis, op het verzet
gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep
komen.
4. Het verzet of hoger beroep geschiedt
bij een verzoekschrift in te dienen ter griffie van het rechtscollege, dat van
de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de
behandeling. Uiterlijk op de vierde dag, volgende op die waarop hij zijn
verzoek heeft ingediend, wordt door de schuldenaar van het gedane verzet of
ingestelde hoger beroep, alsmede van de tijd voor de behandeling bepaald, bij
deurwaardersexploot aan de advocaat, die het verzoek tot faillietverklaring
heeft ingediend, kennis gegeven.
5. Deze kennisgeving geldt voor
oproeping van de schuldeiser, die de faillietverklaring heeft uitgelokt.
6. De behandeling geschiedt op de wijze
bij artikel 4 voorgeschreven.
Artikel 9
1. Bij afwijzing van de aangifte of
aanvraag tot faillietverklaring bestaat recht van hoger beroep, gedurende acht
dagen na de dag der afwijzing.
2. Hetzelfde geldt bij vernietiging der
faillietverklaring ten gevolge van verzet, in welk geval van het hoger beroep
door de griffier van het gerechtshof, waarbij het is aangebracht, onverwijld
wordt kennis gegeven aan de griffier van de rechtbank die de vernietiging heeft
uitgesproken.
3. De instelling en behandeling van het
hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.
Artikel 10
1. Elk schuldeiser, met uitzondering
van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft
tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na de dag der
uitspraak.
2. Het verzet geschiedt bij een
verzoekschrift in te dienen ter griffie van het rechtscollege, dat de
faillietverklaring heeft uitgesproken.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag
en uur voor de behandeling. Uiterlijk op de vierde dag, volgende op die waarop
hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door de verzoeker van het gedane
verzet, alsmede van de tijd voor de behandeling bepaald, bij
deurwaardersexploot kennis gegeven aan de schuldenaar en, indien de
faillietverklaring door een schuldeiser is verzocht, ook aan de advocaat, die
namens deze het verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend.
4. Deze kennisgeving geldt voor
oproeping van de schuldenaar en van die schuldeiser.
5. De behandeling geschiedt op de wijze
bij artikel 4 voorgeschreven.
Artikel 11
1. De schuldeiser of de belanghebbende,
wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen,
heeft recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.
2. Hetzelfde geldt, bij vernietiging
der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor de
schuldenaar, de schuldeiser, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het
Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van
toepassing is.
3. De instelling en behandeling van het
hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.
4. Is het verzet bij het gerechtshof
gedaan, dan is hoger beroep uitgesloten.
Artikel 12
1. Van het arrest, door het gerechtshof
gewezen, kunnen de schuldenaar, de schuldeiser die de faillietverklaring
verzocht, de in art. 10 bedoelde schuldeiser of belanghebbende en het Openbaar
Ministerie, gedurende acht dagen na de dag der uitspraak, in cassatie komen.
2. Het beroep in cassatie wordt
aangebracht en behandeld op de wijze bij de artikelen 4, 6 en 8 bepaald.
3. Indien de cassatie is gericht tegen
een arrest, houdende vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, geeft
de griffier van de Hoge Raad van het verzoek tot cassatie onverwijld kennis aan
de griffier van het gerechtshof dat de vernietiging heeft uitgesproken.
Artikel 13
1. Indien ten gevolge van verzet, hoger
beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, blijven niettemin
geldig en verbindend voor de schuldenaar de handelingen, door de curator
verricht vr of op de dag, waarop aan het voorschrift tot aankondiging
overeenkomstig artikel 15 is voldaan.
2. Hangende het verzet, het hoger
beroep of de cassatie kan geen raadpleging over een akkoord plaats hebben, noch
tot de vereffening van de boedel buiten toestemming van de schuldenaar worden
overgegaan.
Artikel 13a
Indien de faillietverklaring wordt
vernietigd wordt de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een curator, in
afwijking van artikel 13, eerste lid, met terugwerkende kracht beheerst door de
wettelijke of overeengekomen regels die van toepassing zijn buiten
faillissement, met dien verstande dat de termijnen, bedoeld in artikel 683
leden 1 en 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 9, derde lid,
van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, aanvangen op het
tijdstip waarop het faillissement wordt vernietigd.
Artikel 14
1. Het vonnis van faillietverklaring
houdt in de benoeming van een der leden van de rechtbank tot
rechter-commissaris in het faillissement, en de aanstelling van een of meer
curators. De rechter die de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de
uitspraak tevens last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde
gerichte brieven en telegrammen. De rechtbank vermeldt op het vonnis het
tijdstip van de faillietverklaring tot op de minuut nauwkeurig.
2. Van de faillietverklaring wordt door
de griffier onverwijld kennis gegeven aan het postvervoerbedrijf of de
postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele
postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in
de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in het vorige
lid bedoelde last.
3. Een uittreksel uit het vonnis van
faillietverklaring, houdende vermelding van de naam, de woonplaats of het
kantoor en het beroep van de gefailleerde, van de naam van de
rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor des curators,
van de dag der uitspraak, alsmede van de naam, het beroep en de woonplaats of
het kantoor van ieder lid der voorlopige commissie uit de schuldeisers, zo er
een benoemd is, wordt door de curator onverwijld geplaatst in de Nederlandsche
Staatscourant.
4. Op verzoek van een curator in een
insolventieprocedure op de voet van artikel 3, eerste of tweede lid, van de in
artikel 5, derde lid, genoemde verordening geeft de griffier van de rechtbank
te 's-Gravenhage onverwijld in de Staatscourant kennis van de in artikel 21 van
die verordening bedoelde gegevens. Een zodanige kennisgeving vindt in elk geval
plaats wanneer de schuldenaar in Nederland een vestiging heeft in de zin van
artikel 1, onder h, van de in de eerste zin bedoelde verordening. De gegevens,
bedoeld in de eerste zin, worden aan de griffier verstrekt in de Nederlandse,
Engelse, Duitse of Franse taal.
Artikel 15
1. Zodra een vonnis van faillietverklaring
ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie is vernietigd, en in de twee
eerste gevallen de termijn, om in hoger beroep of in cassatie te komen,
verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt, wordt door de griffier van
het rechtscollege, dat de vernietiging heeft uitgesproken, van die uitspraak
kennis gegeven aan de curator en aan het postvervoerbedrijf of de
postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele
postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in
de Postwet 2009.
2. Gelijke kennisgeving geschiedt, in
geval van vernietiging van een vonnis van faillietverklaring in hoger beroep of
cassatie, aan de griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen.
3. De rechter, die de vernietiging van
een vonnis van faillietverklaring uitspreekt, stelt tevens het bedrag vast van
de faillissementskosten en van het salaris des curators. Hij brengt dit bedrag
ten laste van degene, die de faillietverklaring heeft aangevraagd, van de schuldenaar,
of van beide in de door de rechter te bepalen verhouding. Tegen deze beslissing
staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal
daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.
Artikel 15a
Wordt faillietverklaring in hoger
beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging van een vonnis of arrest,
waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd afgewezen, dan
geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring uitspreekt,
van die uitspraak kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de aangifte
of aanvrage is ingediend.
Artikel 15b
1. Indien redelijkerwijs niet
geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen
omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen
verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling
heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte
van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is
gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de
rechter-commissaris de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid,
heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen
onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de
schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
2. De gefailleerde zal zich daartoe bij
een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 wenden tot de rechtbank waarbij
de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend. Het derde lid
van artikel 284 is niet van toepassing.
3. Het eerste lid is niet van
toepassing:
a. indien het
faillissement is uitgesproken terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien
van de schuldenaar van toepassing was;
b. indien de
schuldenaar in staat van faillissement verkeert door be?indiging van de
toepassing van de schuldsaneringsregeling;
c. indien het
faillissement is uitgesproken op grond van artikel 340, vierde lid.
4. Alvorens te beslissen kan de
rechtbank de gefailleerde, de rechter-commissaris en de curator oproepen om te
worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
5. Bij toewijzing van het verzoek,
spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling
uit.
6. Van de opheffing van het
faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is
voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig
artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal
in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die
verificatievergadering niet zal worden gehouden.
Artikel 15c
1. Tegen het vonnis, houdende uitspraak
tot de opheffing van het faillissement en tot de toepassing van de
schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere
belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2. Indien de toepassing van de
schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, heeft de gefailleerde gedurende
acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger
beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het
gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof
geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag
en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen
na de dag van de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak vindt niet
later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het
verzoekschrift ter terechtzitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt
door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4. Indien het gerechtshof het
faillissement handhaaft, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de
uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een
verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter
bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad
geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad
onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5. Zolang niet op het verzoekschrift
bedoeld in artikel 15b, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling
niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan in het
faillissement geen raadpleging over een akkoord plaatshebben, noch tot
uitdeling aan de schuldeisers worden overgegaan.
Artikel 15d
1. Indien het faillissement wordt opgeheven
onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de
schuldsaneringsregeling, gelden de volgende regelen:
a. handelingen door de
curator tijdens het faillissement verricht, blijven geldend en verbindend;
b. boedelschulden,
gedurende het faillissement ontstaan, gelden ook in de schuldsaneringsregeling
als boedelschulden;
c. in het
faillissement ingediende vorderingen gelden als ingediend in de
schuldsaneringsregeling.
2. Het tijdstip, waarop de termijnen
vermeld in de artikelen 43 en 45 aanvangen, wordt berekend met ingang van de
dag van de faillietverklaring.
Artikel 16
1. Indien niet voldoende baten
beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige
boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris en
na de commissie uit de schuldeisers, zo die er is, gehoord te hebben, bevelen,
hetzij de kosteloze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping
van de gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te
spreken, de opheffing van het faillissement.
2. De rechter, die de opheffing van het
faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast
en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij
brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang
boven alle andere schulden voldaan.
3. Tegen deze vaststelling staat geen
rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden
uitgegeven ten behoeve van de curator.
4. In afwijking van hetgeen in het
tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen
publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste
van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen,
draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag
dat ten laste van de Staat komt.
Artikel 17
Het bevel tot kosteloze behandeling
van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.
Artikel 18
De beschikking, bevelende de
opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als
het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de
schuldeisers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald
is ten aanzien van het vonnis, waarbij een faillietverklaring wordt geweigerd.
Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of ? binnen drie jaar ?
aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager
verplicht aan te tonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van
het faillissement te bestrijden.
Artikel 19
1. Bij elke rechtbank wordt door de
griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor ieder faillissement
afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagtekening, inschrijft:
1°. een uittreksel van
de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken of de
uitgesprokene weder opgeheven is;
2°. de summiere inhoud
en de homologatie van het akkoord;
3°. de ontbinding van
het akkoord;
4°. het bedrag van de
uitdelingen bij vereffening;
5°. de opheffing van
het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;
6°. de rehabilitatie.
2. Omtrent vorm en inhoud van het
register worden door Ons bij algemene maatregel van bestuur nadere regels
gegeven.
3. De griffier is verplicht aan ieder
kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel daaruit te
verstrekken.
4. De griffier geeft de in het eerste
lid onder 1? tot en met 6? genoemde gegevens door aan Onze Minister van
Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan
ten behoeve van het in artikel 19a genoemde centrale register.
Artikel 19a
1. Door Onze Minister van Justitie of,
indien ingevolge artikel 19, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door
dat orgaan, wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 19,
eerste lid, onder 1? tot en met 6? genoemde gegevens worden ingeschreven.
2. Omtrent vorm en inhoud van het
register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3. Een ieder heeft kosteloos inzage in
het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.
Artikel 19b
In het geval, bedoeld in artikel 14,
vierde lid, worden de gegevens met betrekking tot de daar bedoelde
insolventieprocedure door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage
ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid, alsmede in het
centrale register, bedoeld in artikel 19a, eerste lid.