Zevende afdeling. De vereffening van de boedel
Artikel 347
1. Zodra de toepassing van de
schuldsaneringsregeling is uitgesproken, verkeert de boedel van rechtswege in
staat van insolventie en gaat de bewindvoerder over tot vereffening en
tegeldemaking van de tot de boedel behorende goederen voor zover daaromtrent in
de uitspraak of door de rechter-commissaris niet anders is bepaald, zonder dat
daartoe toestemming of medewerking van de schuldenaar nodig is.
2. De goederen worden ondershands
verkocht, tenzij de rechter-commissaris bepaalt dat de verkoop in het openbaar
zal geschieden.
3. Artikel 176, tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 348
De rechter-commissaris kan op
verzoek van de schuldenaar, bewindvoerder of een schuldeiser alsmede ambtshalve
op een door hem te bepalen dag, uur en plaats een vergadering van schuldeisers
beleggen, teneinde hen zo nodig te raadplegen over de wijze van vereffening van
de boedel alsmede over andere onderwerpen de schuldsanering betreffende en zo
nodig verificatie te doen plaatsvinden van de schuldvorderingen die na afloop
van de ingevolge artikel 289, derde lid, bepaalde termijn zijn ingediend en
niet reeds overeenkomstig artikel 127 geverifieerd zijn. De bewindvoerder
handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de
artikelen 111 tot en met 114. Hij roept de schuldeisers ten minste tien dagen
vr de vergadering, bij brieven op waarin het onderwerp van de vergadering
wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd.
Artikel 349
1. Zo dikwijls er voldoende gerede
penningen aanwezig zijn, gaat de bewindvoerder over tot een uitdeling aan de
geverifieerde schuldeisers.
Niettemin vindt geen uitdeling
plaats, indien de verkoop van een goed nog moet plaatsvinden en daarop pand of
hypotheek rust of ten aanzien van dat goed voorrang geldt als bedoeld in
artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel op dat bepaalde goed
een voorrecht rust.
Indien een goed als bedoeld in
de vorige volzin in de boedel valt nadat een uitdeling heeft plaatsgevonden,
heeft dat geen invloed op de geldigheid van die uitdeling.
2. De uitdeling geschiedt naar
evenredigheid van ieders vordering, met dien verstande dat, zolang de vorderingen
waaraan voorrang is verbonden niet volledig zijn voldaan, daarop een twee keer
zo groot percentage wordt betaald als op de concurrente vorderingen.
3. Voor de toepassing van het tweede
lid worden de vorderingen van de schuldeisers die voorrang hebben, ongeacht of
deze wordt betwist, en die niet reeds overeenkomstig artikel 57 of 299b, derde
lid, voldaan zijn, bepaald op het bedrag waarvoor zij batig gerangschikt kunnen
worden op de opbrengst der goederen waarop hun voorrang betrekking heeft. Zo dit
minder is dan het gehele bedrag van hun vorderingen, worden zij voor het
ontbrekende als concurrent behandeld.
4. De bewindvoerder maakt telkens een
uitdelingslijst op. De lijst houdt in een staat van de ontvangsten en uitgaven,
de namen van de schuldeisers, het geverifieerde bedrag van ieders vordering,
benevens de daarop te ontvangen uitkering.
5. De artikelen 181, 182 (in welk
artikel in de plaats van 60, derde lid, tweede zin, wordt gelezen: 299b, derde
lid, tweede volzin), 183 tot en met 189, 191 en 192 zijn van overeenkomstige
toepassing.