Titel III. Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
Eerste afdeling. Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
Artikel 284
1. Een natuurlijke persoon kan, indien
redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen
van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft
opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling
uit te spreken.
2. Hij zal zich daartoe bij een door
hem of een gevolmachtigde ondertekend verzoekschrift wenden tot de rechtbank,
aangewezen in artikel 2. Indien de gevolmachtigde niet als advocaat is
ingeschreven, moet een geschrift waaruit de volmacht blijkt, bij het
verzoekschrift worden overgelegd. Artikel 4, vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.
3. Een gehuwde schuldenaar of een
schuldenaar die een geregistreerd partnerschap is aangegaan kan het verzoek
slechts doen met medewerking van zijn echtgenoot onderscheidenlijk zijn
geregistreerde partner, tenzij iedere gemeenschap van goederen tussen de
echtgenoten onderscheidenlijk de geregistreerde partners is uitgesloten.
4. Een verzoek als bedoeld in het
eerste lid kan ten behoeve van een natuurlijke persoon ook worden gedaan door
burgemeester en wethouders van de gemeente waar die persoon woon- of
verblijfplaats heeft.
5. De schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen kan niet van toepassing worden verklaard op een
verzekeraar als bedoeld in artikel 213, noch op een kredietinstelling als
bedoeld in artikel 212g, onderdeel a.
Artikel 285
1. In het verzoekschrift of in een
daarbij te voegen bijlage worden opgenomen:
a. een staat als
bedoeld in artikel 96;
b. een opgave van de
goederen van de schuldenaar, met vermelding van eventueel daarop rustende
rechten van pand en hypotheek en retentierechten die daarop uitgeoefend kunnen
worden;
c. een gespecificeerde
opgave van de inkomsten van de schuldenaar, hoe ook genaamd en ongeacht de
titel van verkrijging, die de schuldenaar pleegt te verwerven of kan verwerven,
onder vermelding van de wijzigingen die daarin over de eerstvolgende drie jaar
redelijkerwijs voorzienbaar zijn;
d. een gespecificeerde
opgave van de vaste lasten van de schuldenaar;
e. indien de
schuldenaar is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, een
opgave van de gegevens, bedoeld onder c en d betreffende de echtgenoot
onderscheidenlijk de geregistreerde partner;
f. een met redenen
omklede verklaring dat er geen re?le mogelijkheden zijn om tot een
buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke
aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van
de schuldenaar. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een
gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financi?le dienstverlening of
aan krachtens artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op het
consumentenkrediet aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel
categorie?n daarvan;
g. een opgave van de
aard en het bedrag van de vorderingen ter zake waarvan de schuldenaar zich als
borg of anderszins als medeschuldenaar heeft verbonden;
h. indien de schuldenaar
aan zijn schuldeisers een buitengerechtelijke schuldregeling heeft aangeboden
die niet is aanvaard, de inhoud van het ontwerp van de schuldregeling, de reden
waarom de schuldregeling niet is aanvaard alsmede met welke middelen, bij
aanvaarding van de schuldregeling, bevrediging van schuldeisers zou kunnen
plaatsvinden;
i.? een opgave van
andere gegevens van belang om een zo getrouw mogelijk beeld te bieden van de
vermogens- en inkomenspositie van de schuldenaar en van de mogelijkheden voor
schuldsanering.
2. De colleges van burgemeester en
wethouders, een daartoe gemandateerde kredietbank of een daartoe aangewezen
natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplicht hun medewerking te verlenen
aan de afgifte van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.
Artikel 286
Het verzoekschrift met bijbehorende
stukken, bedoeld in artikel 285, eerste lid, worden ter griffie van de
rechtbank neergelegd en zijn vanaf de uitspraak tot de toepassing van de
schuldsaneringsregeling ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging
geschiedt kosteloos.
Artikel 287
1. De rechtbank zal met de meeste spoed
op het verzoekschrift uitspraak doen. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
Artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De toepassing van de
schuldsaneringsregeling gaat in bij de aanvang van de dag waarop de rechter die
toepassing heeft uitgesproken.
2. Indien in of bij het verzoekschrift
gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, kan de rechtbank de
schuldenaar een termijn van ten hoogste een maand gunnen om de ontbrekende
gegevens te verstrekken. De griffier brengt het orgaan of de persoon, bedoeld
in artikel 285, tweede lid, hiervan onverwijld op de hoogte. Indien na deze
termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk
verklaard.
3. Het vonnis, bedoeld in het eerste
lid houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
4. De rechtbank is in spoedeisende
zaken bevoegd, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening
bij voorraad te geven. De voorlopige voorziening wordt gevraagd in het
verzoekschrift of, indien dit al is ingediend, bij afzonderlijk verzoekschrift.
De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
zijn van overeenkomstige toepassing. Op hoger beroep zijn de artikelen 358 tot
en met 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
5. De rechtbank geeft in het vonnis,
bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de
schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien
maanden. De bewindvoerder kan gedurende de toepassing van de
schuldsaneringsregeling de rechter-commissaris verzoeken om wijziging van de
termijn of om een nieuwe last gedurende een bepaalde termijn.
6. Indien het verzoekschrift op de voet
van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend,
wordt het verzoek niet toegewezen dan nadat de schuldenaar is opgeroepen om te
worden gehoord. Dit geldt niet voor zover het verzoek strekt tot het geven van
een voorlopige voorziening bij voorraad.
7. Indien het verzoekschrift op de voet
van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend en in
het verzoekschrift of in een daarbij gevoegde bijlage gegevens als bedoeld in
artikel 285, eerste lid, ontbreken, stelt de rechtbank burgemeester en
wethouders in de gelegenheid om binnen een termijn van een maand de ontbrekende
gegevens te verstrekken.
Artikel 287a
1. De schuldenaar kan in het
verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken n
of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vr
indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen
met deze schuldregeling.
2. De rechtbank stelt terstond dag, uur
en plaats vast waarop zij de schuldenaar en schuldeiser of schuldeisers op wie
het verzoek betrekking heeft, zal horen, onverminderd artikel 287, tweede lid.
3. De griffier roept de schuldenaar op
bij brief en roept de schuldeiser of schuldeisers op bij aangetekende brief,
tenzij de rechter anders bepaalt.
4. De rechtbank doet op de dag van de
zitting of anders uiterlijk op de achtste dag daarna uitspraak op het
verzoekschrift. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
5. De rechtbank wijst het verzoek toe
indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de
schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid
tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot
weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die
door die weigering worden geschaad. Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
6. Indien de rechtbank het verzoek
toewijst, veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die instemming met de
schuldregeling heeft geweigerd, in de kosten.
7. Indien de rechtbank het verzoek
afwijst, beslist zij op het verzoek tot toepassing van de
schuldsaneringsregeling, indien de schuldenaar het verzoek daartoe handhaaft.
Artikel 287b
1. Voorafgaand aan de behandeling van
het verzoek, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kan de schuldenaar
onderscheidenlijk kunnen burgemeester en wethouders indien een verzoek op de
voet van artikel 284, vierde lid, is ingediend, middels het verzoekschrift,
bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken een voorlopige
voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie.
2. Onder een bedreigende situatie, als
bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan gedwongen woningontruiming,
be?indiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel
ontbinding van de zorgverzekering.
3. Artikel 287a, tweede, derde en
vierde lid, is van toepassing.
4. De voorlopige voorziening strekt tot
het van toepassing verklaren van de artikelen 304 of 305 alsmede tot een verbod
tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering.
5. De voorlopige voorziening wordt
uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden.
6. Een gemeentelijke kredietbank als
bedoeld in de Wet financi?le dienstverlening of een krachtens artikel 48,
eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet aangewezen natuurlijke persoon
of rechtspersoon, dan wel categorie daarvan, die namens de schuldenaar de
buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt na afloop van de
voorziening, bedoeld in het eerste lid, verslag uit aan de rechtbank.
Artikel 288
1. Het verzoek, bedoeld in artikel 284,
eerste lid, wordt slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is:
a. dat de schuldenaar
niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;
b. dat de schuldenaar
ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf
jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder
trouw is geweest; en
c. dat de schuldenaar
de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren
zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te
verwerven.
2. Het verzoek wordt evenwel afgewezen:
a. indien de
schuldsaneringsregeling reeds op de schuldenaar van toepassing is;
b. indien de poging
tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon
of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het
consumentenkrediet;
c. indien de
schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke
veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, ter zake van een of meer
misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar vr
de dag van het verzoekschrift, tenzij de rechter aanleiding ziet een langere
termijn in acht te nemen; of
d. indien minder dan
tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten
aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is
geweest, tenzij deze toepassing is be?indigd op grond van artikel 350, derde
lid, onder a of b of op grond van artikel 350, derde lid, onder d, om redenen
die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
3. Het verzoek kan in afwijking van het
eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder c, worden toegewezen indien voldoende
aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest
voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft
gekregen.
4. Het van toepassing verklaren van de
schuldsaneringsregeling kan niet worden geweigerd uitsluitend op grond dat er
geen of onvoldoende vooruitzicht bestaat dat schuldeisers algehele of
gedeeltelijke betaling op hun vorderingen zullen ontvangen.
5. Indien het verzoek wordt afgewezen,
kan de schuldenaar niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.
Artikel 289
1. Het vonnis waarbij de toepassing van
de schuldsaneringsregeling wordt uitgesproken, kan tevens de vaststelling
inhouden van de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden
gehouden.
2. Indien de dag, uur en plaats waarop
de verificatievergadering zal worden gehouden niet in het vonnis, bedoeld in
het eerste lid, zijn vastgesteld, kunnen deze op een later tijdstip door de
rechter-commissaris worden vastgesteld, ambtshalve, of op verzoek van de schuldenaar
of van de bewindvoerder.
3. Indien de rechtbank of de
rechter-commissaris de verificatievergadering bepaalt, wordt daarbij tevens de
dag vastgesteld waarop uiterlijk de schuldvorderingen bij de bewindvoerder
moeten worden ingediend.
4. Tussen de in het derde lid bedoelde
dag en de dag van de verificatievergadering moeten ten minste veertien dagen
verlopen.
5. De verificatievergadering zal niet
eerder worden gehouden dan twee maanden na de dag van de uitspraak tot
toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Artikel 290
1. De rechter die de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitspreekt, kan in deze uitspraak tevens voorzieningen
treffen die hij ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers nodig
oordeelt.
2. De rechter-commissaris kan dit ook
terwijl de schuldsaneringsregeling van toepassing is op verzoek van de
bewindvoerder of van n of meer schuldeisers dan wel ambtshalve.
Artikel 291
1. De rechter kan in de uitspraak tot
de toepassing van de schuldsaneringsregeling n of meer deskundigen benoemen
ten einde binnen een door hem te bepalen termijn, die zo nodig kan worden
verlengd, een onderzoek naar de staat van de boedel in te stellen en een
beredeneerd verslag van hun bevindingen uit te brengen. Het tweede lid van
artikel 290 vindt overeenkomstige toepassing.
2. Het verslag bevat een met redenen
omkleed oordeel over de betrouwbaarheid van de door de schuldenaar overgelegde
staat en bescheiden.
Artikel 292
1. Tegen de uitspraak tot toewijzing
van het verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, bedoeld in
artikel 287a, eerste lid, kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof
gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen.
2. Tegen de uitspraak tot toepassing
van de schuldsaneringsregeling kan noch door schuldeisers noch door andere
belanghebbenden verzet, hoger beroep of cassatie worden ingesteld.
3. Tegen de uitspraak tot afwijzing van
het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan de schuldenaar
gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer
het verzoekschrift tevens een verzoek inhield als bedoeld in het eerste lid,
wordt dit verzoek eveneens aan het gerechtshof voorgelegd.
4. Het hoger beroep wordt ingesteld bij
een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de
zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de
behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van
de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak vindt niet later plaats dan
op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift ter
terechtzitting.
5. Van het arrest, waarbij het verzoek
van de schuldenaar bedoeld in de eerste zin van het derde lid, en indien van
toepassing tevens het verzoek bedoeld in de tweede zin van het derde lid, door
het gerechtshof is afgewezen, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die
van de uitspraak in cassatie komen.
6. Van het arrest, waarbij het verzoek
van de schuldeisers bedoeld in het eerste lid, door het gerechtshof is
afgewezen, kunnen deze schuldeisers gedurende acht dagen na die van de
uitspraak in cassatie komen.
7. Het beroep in cassatie wordt
ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.
8. Indien het verzoek van de
schuldenaar in hoger beroep of cassatie wordt verworpen, kan de schuldenaar
niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.
9. Wordt de toepassing van de
schuldsaneringsregeling pas in hoger beroep of cassatie uitgesproken, dan geeft
de griffier van het rechtscollege daarvan onverwijld kennis aan de griffier van
de rechtbank, waarbij de schuldenaar zijn verzoek heeft ingediend. De rechtbank
gaat terstond na die kennisgeving over tot benoeming van een
rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Artikel 293
1. De griffier van de rechtbank doet
van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, van de naam,
de woonplaats en het beroep van de schuldenaar, van de naam van de
rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor van de
bewindvoerder alsmede van de dagen, uur en plaats bedoeld in artikel 289,
onverwijld aankondiging in de Staatscourant.
2. De griffier van de rechtbank geeft
van de toepassing van de schuldsaneringsregeling onverwijld kennis aan het
postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener
van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde
postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt
melding gemaakt van de in artikel 287, vijfde lid, bedoelde last.
Artikel 294
1. Bij elke rechtbank wordt door de
griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor iedere van toepassing
verklaarde schuldsaneringsregeling afzonderlijk, achtereenvolgens, met
vermelding van de dagtekening, inschrijft:
a. een uittreksel van
de rechterlijke uitspraken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en tot
be?indiging daarvan;
b. de be?indiging en
de herleving van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in
artikel 312;
c. de summiere inhoud
en de homologatie van het akkoord;
d. de ontbinding van
het akkoord;
e. het bedrag van de
uitdelingen;
f. de summiere inhoud
van de uitspraak bedoeld in artikel 354 en 354a;
g. de datum waarop de
schuldsaneringsregeling ingevolge het bepaalde in artikel 356, tweede lid, is
ge?indigd.
2. Omtrent vorm en inhoud van het
register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3. De griffier is verplicht aan een
ieder kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel
daaruit te verstrekken.
4. De griffier geeft de in het eerste
lid, onder a tot en met g, genoemde gegevens door aan Onze Minister van
Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan
ten behoeve van het in artikel 294a genoemde centrale register.
Artikel 294a
1. Door onze Minister van Justitie of,
indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door
dat orgaan wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 294,
eerste lid, onder a tot en met g, genoemde gegevens worden ingeschreven.
2. Omtrent vorm en inhoud van het
register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3. Een ieder heeft kosteloos inzage in
het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.
Artikel 294b
De griffier geeft voor iedere van
toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling een uittreksel van het
verzoekschrift met bijlagen op grond van artikel 285 door aan Onze Minister van
Justitie of, indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is
aangewezen, dat orgaan ter inschrijving in het in artikel 294a bedoelde
register. Onze Minister van Justitie onderscheidenlijk het orgaan, bedoeld in
de eerste zin, stelt vast welke gegevens in het uittreksel worden opgenomen.
Artikel 294a, derde lid, is op het uittreksel niet van toepassing.