Het faillissement van het Rotterdamse olietankpark HES Hartel Tank Terminal kan een schade tot gevolg hebben die kan oplopen tot wel 1 miljard euro, een flinke stijging ten opzichte van de eerdere schatting van 800 miljoen euro.
De terminal ging failliet net voordat het in gebruik zou worden genomen, waardoor een lange lijst van mogelijke gedupeerden ontstond. Onder hen bevinden zich banken en HES International, het bedrijf achter de terminal, met respectievelijk 300 en 400 miljoen euro. Oliebedrijf BP heeft 138 miljoen euro te goed. Het Ierse aannemersbedrijf Randridge, dat verantwoordelijk was voor de aanleg van elektrische installaties, eist nog 35 miljoen euro. Voor de Belgische tankbouwer Ivens is dat bijna 31 miljoen euro.
Vordering Rotterdam ruim 6 miljoen euro
Volgens ingediende vorderingen bij de Rotterdamse rechtbank, vordert de gemeente Rotterdam een bedrag van 6,6 miljoen euro. Deze claim van de gemeente betreft voornamelijk misgelopen inkomsten uit onroerendezaakbelasting en zogeheten precariorechten.
De HES Hartel Tank Terminal had te maken met vertragingen door de coronapandemie en de gevolgen van een branduitbraak. De situatie verslechterde toen banken weigerden extra geld in het project te investeren. BP, de aanvankelijke klant van het bedrijf, zag bovendien af van een vijftienjarig contract voor het opslaan van producten.
Onduidelijkheid voor crediteuren
Curator Carl Hamm heeft tegenover het Financieele Dagblad verklaard dat het doel is om in juli meer duidelijkheid te hebben over potentiële kopers. De koper moet naast de aankoopprijs ook ongeveer 70 miljoen euro neertellen voor het voltooien van de bouw van de terminal. Het is onduidelijk of de crediteuren een deel van hun geld zullen terugzien; dit is afhankelijk van de verkoopopbrengst.