Actuele informatie over faillissementen en surseances

 

Failliete kinderopvangreus Estro prooi voor durfkapitalisten

Door:
Henk Hanssen
  |  7 juli 2014
H.I.G. Capital, een wereldwijd opererende investeringsfirma, maakt zich op voor een doorstart van de dit weekend failliet verklaarde kinderopvangreus Estro. Komt het grootste Nederlandse kinderopvangbedrijf hiermee in rustiger vaarwater terecht of blijven de 3600 personeelsleden en hun tienduizenden klantjes een speelbal voor sprinkhaankapitalisten?
Gerelateerde dossiers:

‘Vrouwen naar aanrecht terug geknuppeld’



‘Bezuinigen op kinderopvang knuppelt vrouwen terug naar het aanrecht,’ twitterde GroenLinks-politica Kathelijne Buitenweg een paar jaar geleden. Nee, stevige teksten werden niet geschuwd nadat het kabinet bekend maakte de explosief gestegen kinderopvangkosten aan te willen pakken. In plaats van zich druk te maken over de paar procenten korting die Den Haag wilde doorvoeren -  Nederland bleef over een van ’s werelds meest riante kinderopvangregelingen beschikken – hadden de critici zich beter druk kunnen maken over de vraag hoe de branche beschermd kon worden tegen de aasgieren uit Wall Street en de city van Londen.

Ongekende subsidiestroom

 

De nieuwe wet op de Kinderopvang die op 1 januari 2005 van kracht werd, bracht een effect teweeg dat door de plannenmakers niet was voorzien. Het pakket maatregelen creëerde een ongekende subsidiestroom die investeerders al snel het water in de mond liet lopen. De bedoelingen van de wetgever waren nobel. Tot tien jaar geleden betaalden veel ouders zich blauw aan de kosten van de kinderopvang. Sommigen hadden geluk dat hun werkgever een deel betaalden of dat zij hun kind kosteloos konden parkeren bij een centrum dat door hun bedrijf werd gerund. Maar zelfstandigen of ouders zonder royale baas moesten zich omhoog zien te werken op de legendarisch lange wachtlijsten van door de gemeente gesubsidieerde kinderopvangcentra. Ook in de (dure) particuliere sector – waar je al gauw 750 euro per maand betaalde voor drie dagen opvang per week – was de beschikbaarheid zeer beperkt.

Vraagfinanciering

Na jaren van wikken en wegen verloste de Tweede Kamer de ouders van hun zorgen – en hoe. Van aanbodfinanciering via vaste budgetten stapte Den Haag over op vraagfinanciering. Het onderscheid tussen particuliere kinderopvangplaatsen, bedrijfscrèches en gesubsidieerde plaatsen verdween. De overheid maakte de subsidies voortaan niet meer over aan de aanbieders maar aan de vragers ofwel aan de ouders. Via een declaratie bij het welbekende Toeslagenloket van de Belastingdienst kregen zij voortaan een fors deel van hun kosten vergoed. Ouders met een (gezamenlijk) toetsingsinkomen van € 36.000 ontvingen voor het eerste kind de helft van de kosten retour en voor de tweede en volgende kinderen 62 procent. Naast deze inkomensgrens stelde het Rijk nog een paar voorwaarden: per opgevangen uur werd maximaal € 5,68 betaald en daarnaast moest er sprake zijn van een ‘formele’ ofwel van een bij de gemeente geregistreerde kinderopvangplaats.

Slinks calculerende ouders

 

Oma’s, opa’s, buurvrouwen: ook wie voorheen gratis op de kinderen paste, werd door slinks calculerende ouders verheven tot ‘formele’ opvangplaats waarvoor een subsidie in de wacht werd gesleept. De expansie bij de kinderopvangcentra was nog vele malen groter. Werden er in 2006 nog 264.000 0 tot 4-jarige kinderen formeel opgevangen, in 2010 was dit aantal bijna verdubbeld tot 451.000. Buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 4 tot 12-jarigen lieten eenzelfde beeld zien: de aantallen stegen van 149.000 (2006) tot 371.000 (2010). In Den Haag krabden opeenvolgende ministers zich op het achterhoofd over het ‘succes’ van de nieuwe wetgeving. Als bij toverslag waren de wachtlijsten verdwenen maar de nota die voor dit resultaat werd gepresenteerd was onbetaalbaar: tussen 2005 en 2013 verdrievoudigden de kinderopvangkosten van het Rijk tot een bedrag van drie miljard per jaar.

Lucratieve mogelijkheden 

Uitbreiding, marktontwikkeling, schaalvergroting, omzetprognoses: de ene na de andere investeerder liet zijn oog vallen op de lucratieve mogelijkheden die de Nederlandse kinderopvangbranche bood. Textielondernemer Jan Zeeman nam een belang in de Stichting Kinderopvang Nederland, een grote speler met ruim honderd vestigingen, en de Nederlands/Belgische durfkapitalist Bencis Capital Partners nam Catalpa, met tweehonderd filialen de grootste kinderopvangorganisatie van Nederland, over. Een gouden greep: vier jaar later verdrongen zes Amerikaanse en Britse private equity firma’s zich voor de deur van Bencis nadat zij Catalpa in de etalage hadden gezet. Uiteindelijk ging het Amerikaanse Providence Capital er voor een bedrag van tussen de 400 en 500 miljoen euro mee aan de haal.

Seksueel verlangen

Voor de Amerikaanse sprinkhanen was de overname van Catalpa slechts het begin. Het bedrijf werd omgedoopt tot Estro, een naamswijziging die symbolisch uitpakte. In een brief aan de ouders meldde de onderneming: ‘Estro betekent, vrij vertaald, inspiratie en passie. (…). En dat is wat de gehele groep wil zijn en wil uitstralen.’ Een oplettende ouder, Ewoud Poerink, auteur van het boek De Peuterindustrie, noemde het ‘een totaal verkeerde interpretatie van van het Griekse woord oistros dat letterlijk ‘hevig seksueel verlangen’ betekent. De nieuwe naam sloot echter naadloos aan bij de aankoopdrift die het topmanagement van de Estro Groep aan de dag legde. Door een reeks overnames steeg het aantal locaties van 431 tot bijna zeshonderd. Estro groeide uit tot een van de grootste kinderopvangbedrijven van de wereld: ouders leverden wekelijks 40.000 kinderen over aan hun zorgen.

Sociale verantwoordelijkheid

En bij Estro waren de peuters en kleuters in goede handen, verzekerde Sabine Kloos, ceo van de groep. ‘Kinderopvang is een precair product,’ zei ze halverwege 2011 tegen het FD. ‘Je moet affiniteit met kinderen hebben om dit werk te begrijpen.‘ En: ’Wij hebben ook een sociale verantwoordelijkheid.’ Drie jaar later blijkt dat de bestuurders van Estro het zicht op dit sociale aspect volledig zijn kwijtgeraakt. De uitspraak dat alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven van Estro drie jaar op rij winstgevend waren, berust op drijfzand. De enige partijen die winst hebben geboekt, zijn de New Yorkse private equity-firma Kohlberg, Kravis Roberts & Co (KKR) en Bayside Capital, een in schuldenpapier gespecialiseerde dochter van H.I.G. Capital uit Miami. Deze investeerders, die samen 75 procent van de aandelen bezitten, gaven Estro de bekende springhanenbehandeling: ze tuigden het bedrijf op met schulden, lieten zich rente uitbetalen en hoefden haast geen winstbelasting af te dragen.

Nalatigheid management

Het management liet na te reageren op de reparatiewetgeving die de overheid de laatste jaren uitvoerde. Het aantal vergoede kinderopvanguren werd gekoppeld aan het aantal uren van de minst werkende partner: full-time huismannen- en vrouwen waren hiermee van de regeling uitgesloten. Kregen ouders in 2008 nog 81 procent van de kinderopvangkosten vergoed, in 2013 daalden de toeslagen naar 63 procent. De vraag naar kinderopvang zakte met enkele tientallen procenten in. Toch ziet H.I.G. Capital nog brood in Estro. In de weken voordat het faillissement bekend werd gemaakt, traden de aasgieren al in onderhandeling met een door de rechtbank aangewezen stille bewindvoerder, mr. W.J.P. Jongepier van het Amsterdamse advocatenkantoor Boekel de Nerée. De curator heeft H.I.G. Capital inmiddels toestemming gegeven voor een voorzetting van 250 van de 380 vestigingen onder de naam Smallsteps. Prettig voor personeelsleden, fijn voor kinderen en hun ouders maar, als het failliet van Estro één ding duidelijk maakt is het dit: het is de hoogste tijd dat de politiek de kinderopvangbranche redt uit de sprieten van de sprinkhanen.


Volg het laatste nieuws en insolventies via Twitter
Volg het laatste nieuws en insolventies via Facebook
  • Binq Media B.V., Media Park, Locatie Heideheuvel H1, Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum, Nederland